Theoloog met toekomst

Over de eigen bijdrage van de theoloog aan onderwijs, zorg en welzijn
door Hans Jonker, Eric Luijten, Mirte Martinus en Willien van Wieringen

download in Epub-formaatdownload in PDF-formaat

Inleiding

De beroepen waar de hbo-theologieopleidingen voor opleiden, bevinden zich in toenemende mate buiten de context van kerkelijke parochie of gemeente. Deze ontwikkeling speelt op het katholieke erf sterker dan op het protestantse erf. Met deze beweging verlaten de beroepen een context waarbinnen hun relevantie min of meer voorgegeven is en begeven zij zich op een terrein waarop zij moeten concurreren met andere beroepen. Het is van belang dat de theoloog in staat is zijn of haar eigen toegevoegde waarde te verwoorden in een taal die enerzijds wordt herkend door de andere professionals in die context en anderzijds aansluiting houdt met de eigen bronnen. Op zoek naar een taal die deze eigenschappen zich draagt, heeft de kenniskring van FHTL zich verdiept in het begrip ziel.

'Ziel' is bij uitstek een voorbeeld van taal die wortelt in de kerkelijke traditie én breed lijkt te worden ingezet buiten die kerkelijke context. 'Zielzorg' heette lang het terrein waarop de pastor of de geestelijk verzorger zich bewoog. Pastorale zorg als zielzorg. Kan dat nog steeds zo exclusief gezegd worden? Immers, jarenlang was tijdens de studie theologie de term ziel een verboden woord: ouderwets, niet afgebakend, onbewoonbaar verklaard. Het is dan ook verrassend te noemen dat het woord ziel in diverse recente publicaties van uiteenlopende aard gebruikt wordt. Enkele voorbeelden: 'Leraar met hart en ziel' (Palmer, 2005) , 'Vanuit het binnenste van de ziel' (Marijnissen, 2010), 'Waar blijft de ziel?', (Keizer, 2012) 'De berg van de ziel' (Anbeek & Jong, 2013) , 'De ziel te lijf' (Vroon, 1995)), het managementboek 'Met ziel en zakelijkheid' (Schuyt, 2009) en een artikel van september 2016 in dagblad Trouw kopt: 'Mijn ziel heeft nood' (Oegema, 2016).

In deze bijdrage verkent de kenniskring 'ziel' met oog op de vraag of deze term geschikt is om enerzijds het eigene van de bijdrage van de theoloog in deze tijd onder woorden te brengen en anderzijds de verbinding te leggen tussen bronteksten en actualiteit. Deze bijdrage is als volgt ingedeeld. In een eerste stap wordt gekeken hoe vandaag de dag over 'ziel' wordt gereflecteerd. Daarna wordt verkend of en hoe het begrip ziel speelt in de werkvelden waar de hbo-theologieopleidingen voor opleiden, in het bijzonder pastoraat en geestelijke verzorging en in het onderwijs. Vervolgens wordt het begrip ziel bijbels-theologisch onderzocht. Uiteindelijk staan deze reflecties ten dienste van de zoektocht naar taal die geschikt is om de theoloog toekomstbestendig te positioneren.

Hedendaagse reflecties op de ziel

In onderstaande wordt nagegaan hoe en in welke contexten het begrip ziel vandaag de dag gebruikt wordt: filosofisch, psychologisch, spiritueel, communicatief, qua gedrag en niet aan een persoon gebonden. Een breed gebruik van het begrip ziel komt in beeld. Daarbij valt ook op dat het begrip ziel soms enkel gebruikt wordt als tegenhanger van professioneel, zakelijk.

De ziel als filosofisch-psychologisch begrip

Piet Vroon gaat in zijn 'De ziel te lijf' (Vroon, 1995) in op vragen of lichaam en ziel gescheiden zijn en of het een dan een aanhangsel is bij het ander: het lichaam bij de ziel of de ziel bij het lichaam. En waardoor worden beide gestuurd? Begin jaren negentig van de vorige eeuw werd het debat gevoerd over het bewustzijn en in dat kader schreef Vroon dit boek. Een eerste indruk van het filosofisch denken over de ziel is te lezen in de uit het Duits vertaalde 'Atlas van de filosofie' (2005). In vogelvlucht komen Socrates, Plato, Plotinus, en Thomas voorbij ten aanzien van de ziel. "Volgens Ludwig Klages (1872-1956) toont het leven zich in de polen ziel en lichaam, waarbij de ziel de betekenis van het lichaam is en deze laatste de uitdrukking van de ziel". (2005, p. 193) Lichaam en ziel zijn polariteiten in zijn denken. Bij het lemma 'Wilhelm Dilthey (1833-1911) in dezelfde atlas staat: "De maatschappelijke en creatieve prestaties van de mens zijn een uitdrukking van innerlijke verschijnselen, van het zieleleven." Vanuit de filosofie gaat het kernbegrip 'ziel' naar de psychologie. (p. 181). Bert Keizer (2012) vraagt of de ziel verdwenen is. Hij sluit aan bij de discussie over 'zijn wij ons brein?' Hij wijst de positie van de neurosofie van Dick Swaab en Victor Lamme af. John Gray onderscheidt in zijn boek 'De ziel van de marionet' met verwijzing naar Heinrich von Kleist vrijheid als een relatie tussen mensen - het moderne begrip vrijheid - van vrijheid als "toestand van de ziel waarin alle strijd is opgeheven". (Gray, 2015, p. 14) . Ziel in de titel van het boek dient opgevat te worden met de breedte van het Engelse woord 'soul'. Via het woord ziel wordt een andere dimensie van vrijheid benoemd. De ziel wordt gezien als deel van de mens, als uitdrukking van de mens en als dimensie van de vrijheid van de mens.

De ziel als mystiek en spiritueel begrip

In haar boek 'Vanuit het binnenste van de ziel', schrijft Loes Marijnissen (2010) over christelijke mystiek, contemplatie en zenmeditatie. Zij volgt Eckhart met de visie dat een mens "van binnenuit moet leven", "vanuit het binnenste van de ziel" (Marijnissen, 2010, p. 24) Met Johannes van het Kruis is zij van mening dat het belangrijk is dat je "de ziel tot rust brengt en haar geeft wat meer geestelijk is, rust en kalmte". (p. 52) In de bundel 'Zelf zorgen voor je ziel' wordt de vraag naar hedendaagse vormen van zielzorg onderzocht als aandacht voor en het bezig zijn met spiritualiteit. In het bijzonder gaan vrouwen uit de leeftijdsgroep 50-70 naar spirituele centra. Zij hebben een relatief hoog opleidingsniveau. In beide boeken is het woord ziel een aanduiding voor een innerlijk proces van bezinning en verdieping. Het innerlijk proces van leven leren met verlies, met de dood van geliefden wordt beschreven door Christa Anbeek en Ada de Jong in hun 'De berg van de ziel. Persoonlijk essay over kwetsbaar leven' (Anbeek & Jong, 2013). Hierbij is de ziel plaats van menselijke spiritualiteit.

De ziel en het zelf

Christian Wiman (2016) wijst op D.H. Lawrence met de regels:

"Wie is het die mijn naakte voeten omklemt en kneedt, tot zij zich ontvouwen,

En alles wordt goed, helemaal goed? Lotusbloem van de voeten!

Ik zeg je: het is geen vrouw, het is geen man, want ik ben alleen.

En ik val in slaap met de goden, de goden

Die niet bestaan, of welbestaan

Al naar het zielsverlangen,

Als een vijver waar we in plonzen, of niet plonzen." (There are no Gods)

Het kernwoord is ziel, het woord dat volgens Wiman religieus, sociaal en historisch afgeschraapt is. Pas daarna kan het opnieuw plek krijgen in het hart van de mens (Wiman, 2016, p. 104). Suurmond schetst de logos als het verstand dat de mythos verdreven heeft. De mythos duidt op de diepere lagen van de mens, de ziel. En zonder ziel is er geen kwaliteit van leven. "De ziel is het geheim van wie we ten diepste zijn" (Suurmond, 2013, pp. 148, 119) De ziel en het zelf lijken hier samen te vallen.

De niet-persoonsgebonden ziel

In het artikel 'Mijn ziel heeft nood' noemt Jan Oegema de dichteres Wislawa Szymborska die in een gedicht geschreven heeft (2016):

"Een ziel heb je zo nu en dan.

Niemand heeft haar ononderbroken

en voor altijd".

De ziel is in haar opvatting overeenkomend met hartstocht, temperament, vuur, karakter, strijd. In deze versregels heeft zij die visie verlaten en is ziel juist geen strijd meer, geen enthousiasme. Ziel is niet langer mijn ziel. Jan Oegema gaat mee in de gedachte dat ziel iets is buiten de mens, buiten persoonlijkheid, buiten cultuur. Oegema herkent haar denken in zijn positie als rouwende mens. Juist daarin ervaart hij onbegrensdheid van zijn persoon. (Oegema, 2016) Het gedicht van Szymborska wordt ook besproken door Gerard Visser in 'Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel' (Visser, 2010) De ziel wordt gezien als buiten de mens zijnde, de mens wordt er zo nu en dan mee verbonden.

In bovenstaande deels recente publicaties wordt de ziel filosofisch, psychologisch en spiritueel beschouwd. Hierna komen publicaties naar voren waarin de ziel een bepaald gedrag aanduidt.

De ziel en professionele houding, communicatie

Lenette Schuijt maakt een gelijksoortige denkbeweging in 'Met ziel en zakelijkheid' (Schuyt, 2009). Bezieling is een van de sleutelwoorden geworden in organisatie-denken. Het is belangrijk geworden om in leiding geven je te richten op de mens, meer dan op grafieken. Ziel wijst op drijfveren van de zakenman, de manager. Het verbinden van ziel en zakelijkheid is in de ogen de ogen van Schuijt een belangrijke opgave. Silvia Blankenstijn schrijft in haar boek: 'Communiceren met ziel en zakelijkheid' (Blankestijn, 2012) in dezelfde gedachtenlijn over het verbinden van passie en idealisme met doelgerichtheid en harde resultaten. Houding en gedrag van de professional ontwikkelt zich tot kwaliteitszorg is het thema van Herman de Dijn in een artikel in zijn 'De herontdekking van de ziel' (Dijn, 1999). Innerlijkheid en inspiratie komen ook aan de orde, zij het meer filosofisch, in 'De ziel opnieuw' van Renée van Riessen (2013). Praktijkgericht is dan weer het boek 'De ziel van het werk' van H. Rijksen (1999) met alle aandacht voor in vragen in het sociaalpedagogische werk. Behalve bij Van Riessen wordt in deze boeken het woord ziel vooral gebruikt om persoonlijkheid, spiritualiteit van de professional, een kwaliteit die niet enkel gericht is op zakelijk resultaat, aan te duiden.

De ziel benaderen als onderdeel van de mens filosofisch, psychologisch en spiritueel is een wijze van spreken over kenmerken van de ziel. Het algemeen filosofisch spreken gaat in de loop der tijd meer en meer over in psychologisch op de mens betrokken spreken. De ziel als extern ken-orgaan is een andere invalshoek en lijkt in de richting te gaan van de ziel als voertuig. De ziel als aanduiding voor gedrag dat aanvullend is op zakelijk gedrag is de derde benadering. In onderwijs, management en communicatie wijst het begrip ziel in de richting van bezieling, passie en een werkhouding die gericht is op de medemens. De recente data van de publicaties tonen dat het woord ziel weer geregeld in de belangstelling staat.

Kortom, het begrip ziel functioneert inmiddels in verschillende contexten. Hieronder onderzoeken we of en hoe het begrip ziel functioneert binnen de verschillende wervelden waarvoor theologieopleidingen opleiden.

Ziel in pastoraat en geestelijke verzorging

In publicaties van de afgelopen decennia valt op dat de woorden ziel, zielzorg, bezieling in literatuur over de beroepenvelden pastoraat en geestelijke verzorging verschillend gebruikt worden in de onderscheiden werkvelden.

Vanouds klinkt in het pastoraat het woord ziel mee in het begrip zielzorg. Stefan Gärtner beschrijft in Zeit, Macht und Sprache (Gärtner, 2009, p. 39) dat voor pastor en pastorant zielzorg plaats vindt in een sociale omgeving die voortdurend in beweging is. De ontwikkeling van de persoonlijke identiteit wordt daardoor beïnvloed. Dit werkt door in de houding van de mens tegenover religie. Hij spreekt over zielzorg als geïndividualiseerde zielzorg. Het begrip zielzorg wordt als vakterm gebruikt.

In 'Bezieling en verbinding. Over zingeving, kerk en pastoraat' klinkt het woord ziel in de tegenwoordig vaker voorkomende betekenis van bezieling en zingeving. Opvallend is de waarneming dat het begrip 'spiritualiteit' aan betekenis verliest (Nissen, 2016, p. 14) . Is dit een ontwikkeling om het woord ziel weer te gebruiken? In een artikel over de 'De ziel van de voorganger revisited' van Henk de Roest (Roest, 2015, p. 39) gaat het over aandacht voor de ziel in de betekenis van rust, inkeer en zelfreflectie van de pastor. De geestelijke oriëntatie helpt de mens en zijn ziel om zich te herstellen. Dat herstellen staat mede in de context van het door de pastor 'moeten' leveren van maatwerk bij huwelijksdiensten en uitvaartdiensten. In 1992 schreef Herman Andriessen al over de terugkeer van het woord ziel. Met het afschaffen van het woord ziel was ook de dimensie van het geestelijke verdwenen (Andriessen, 1992, p.37). Ziel heeft voor hem de volgende connotatie: 'Voor de ziel is het verlangen het instrument waarmee zij zich in alle richtingen ontplooit; de levensbeweging waarin zij lijdt, hoopt en wanhoopt; en waarin zij zoekt naar haar eigen donkere geheim'(Andriessen,1992, p.38). André Zegveld zegt het zo: '...je gelooft met je ziel. Want in het geloof gaat het om wat je uiteindelijk en het meeste mist en waar je uiteindelijk en het meest naar verlangt, naar wat en wie je niet bent: God' (Zegveld, 2009, p14). In het artikel van De Roest wordt verwezen naar Van Praag en zijn opmerking bij zingevingsvragen. 'Vooral aan het metafysisch domein, het 'omhoog denken', kent hij het vermogen toe om geestelijke oriëntatie en heroriëntatie te geven. Hier valt ook het begrip ziel. Het domein helpt 'om gekwetste delen van de ziel weer enigszins functioneel te krijgen' (De Roest, 2015, p 41). Dit en andere verwijzingen in het artikel van De Roest gelden voor de pastor en voorganger in algemene zin. Ziel en zielzorg lijken in deze verkenning toch met name aanwezig in het spreken over het werkveld van de pastor het pastoraat. De ziel wordt gebruikt in verband met rust, het geestelijke, het verlangen, het 'omhoog denken' en het geloof.

In het werkveld van de geestelijke verzorging is verdere afname van het belang van de ambtelijke binding van geestelijk verzorgers, ten gunste van meer professionalisering van het beroep waar te nemen. Het zoeken naar het eigene van de plaats van de geestelijk verzorger in het team van hulpverleners komt nadrukkelijk naar voren. Stefan Gärtner wijst op authenticiteit van de geestelijk verzorger naast professionaliteit (Gärtner, 2016, p. 22 e.v.). Een spanningsveld van de professionalisering is de vraag naar meetbaarheid en standaardisering van het werk van de geestelijk verzorger. Gärtner stelt dat professionalisering een goede manier is om geestelijke verzorging in het zorgstelsel plaats te blijven geven. Het pastoraat oude stijl past niet meer in deze tijd, is zijn visie. (Gärtner, 2016, p. 29). Een volgende stap in de professionele ontwikkeling beschrijven Coopmans en Moors. Zij spreken over 'spiritueel zorgverlener' als nieuwe invulling van het beroep geestelijk verzorger. In aansluiting op de toegenomen nadruk op 'cure' in de wereld van de ziekenhuizen. (Coopmans & Moors, 2016, p. 30 e.v.). Zij sluiten aan bij de term 'spiritual care'. Zij schrijven: 'De spiritueel zorgverlener bij VieCuri heeft, zoals die in de meeste zorginstellingen, een adviesrol aangaande zingevings- en/of existentiële vraagstukken tijdens multidisciplinair overleg, adviescommissies, de ethische commissie, klankbordgroepen en andere netwerken' (p. 34). Nico van der Leer werkt als geestelijk verzorger onder de titel 'specialist zingeving' (Leer, 2014, p. 21 e.v.). Er is dus sprake van een ontwikkeling met nieuwe titels en een nieuwe verwoording van het eigene van het werk van de geestelijk verzorger. Daarbij lijkt het begrip ziel geen rol te spelen of is tijdelijk verdrongen naar de achtergrond vanwege het voorgaande. Zingeving is wel een veel gebruikte term.

Ziel in onderwijs

Het woord ziel kom je in het onderwijsveld minder tegen dan in het veld van pastoraat/geestelijke verzorging, maar we zien wel een hernieuwde aandacht voor persoonsvorming. Met voortrekkers als Biesta lijkt er een verschuiving plaats te vinden in het denken over onderwijs, van een meetcultuur naar een cultuur waarin de leerling als persoon centraal staat. In zijn boeken stelt Biesta (2015) (2012) dat er binnen het onderwijs aandacht moet zijn voor drie doeldomeinen: kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Met het laatste, subjectiviering, doelt hij op een proces van persoonsvorming van de leerling. Onderwijs werkt altijd in op de persoon. De discussie over goed onderwijs, moet dan ook alle drie de doeldomeinen bevatten en dus ook gaan over persoonsvorming. Hij gaat hiermee in tegen de tendensen in het onderwijs dat leerlingen zich vooral moeten aanpassen aan de veranderingen in de samenleving en onderwijs als leerfabriek met een perfecte input en een perfecte output. De school als instrument van wat de samenleving vraagt, gaat volgens Biesta voorbij aan wat onderwijs zou moeten zijn. Onderwijs zou een plek moeten zijn om de verandering in de samenleving te bevragen, kritisch te leren denken en zo waarden als emancipatie, verantwoordelijkheid en vrijheid te ontwikkelen bij de leerlingen (Biesta, 2012).

Dat deze tendens ook zichtbaar is in de keuze die ouders maken voor hun kind, kunnen we afmeten aan de groeiende populariteit van Vrije Scholen in Nederland. Met de onderwijsvisie 'worden wie je bent' legt de Vrije School van oudsher al de nadruk op het leerproces van het kind en niet op de meetcultuur waar andere scholen zich op gestort hebben. Dit heeft de afgelopen jaren een grote aantrekkingskracht op ouders, die een school met visie zoeken en geen school met enkel mooie resultaten (Bijster, 2015). In deze onderwijsvorm, gebaseerd op de denkbeelden van de Oostenrijker Rudolf Steiner, zien we juist wel een sterke nadruk op de ziel. En zo lijkt in deze tijd een schoolvorm die langs als 'vreemd' en 'zweverig' bestempeld werd, te gaan passen in de tijdgeest. Met een onderwijsvisie die vermeldt dat de aanpak is gebaseerd op het antroposofische mensbeeld, een visie op de mens bestaande uit lichaam, ziel en geest hebben Vrije Scholen momenteel wachtlijsten (Vereniging Vrijescholen, 2015). Of hiermee 'de ziel' zijn intrede heeft gedaan in de discussie over onderwijs is te kort door de bocht, maar de hernieuwde aandacht voor persoonsvorming als tegenhanger van de meetcultuur lijkt een tendens van deze tijd waar we niet meer omheen kunnen.

In 'Leraar met hart en ziel' van Parker J. Palmer (Palmer, 2005) wordt ziel gebruikt als aanduiding van de innerlijke leraar. De identiteit en integriteit van de leraar zijn naast intellectuele kennis en emotionele betrokkenheid bij het lesgeven belangrijk. De spiritualiteit van het verlangen naar diepgang in ons bestaan en die ons inspireert in ons werk wordt in dit boek aangeduid als leraar zijn met hart en ziel. (p. 13).

Ziel in de bijbel

Op zoek naar wat de eigenheid is van de theoloog, onderzoeken we na deze eerste verkenningen in een volgende stap de christelijke bronnen op de verschillende betekenissen van het begrip ziel, teneinde de verbinding te leggen tussen actualiteit en bronteksten.

Nefesj komt 754 keer voor en behoort tot de woorden in de Hebreeuwse Bijbel die het meest onderzocht zijn.(Gispen, 1975-7, p. 748). Dit kan duiden op het gebrek aan consensus onder de bijbelwetenschappers als het om de betekenis van nefesj gaat, of op een aanvoelen dat het hier om een woord gaat dat cruciaal is in de bijbel en alleen daarom al extra aandacht krijgt, of om een woord dat niet in één woord te vangen is in een doeltaal. Over het algemeen wordt nefesj in het Nederlands vertaald met 'ziel', en heeft dan de betekenis van 'adem als levenssymptoom, leven zelf'. Joep Dubbink zegt naar aanleiding van Jeremia 45:4-5: 'Je nefesj, dat ben je zelf waar je voor staat, je identiteit, je ziel'. (Dubbink, 2011, p. 101) Volgens Westerman betekent nefesh: 'adem', verlangen (Westerman, 1984).

In een poging tot de kern van de bijbelse ziel te komen, volgen hieronder enkele teksten uit het Oude en het Nieuwe Testament, waarin respectievelijk nefesj en psyche voorkomen, de twee woorden die meestal met ziel worden vertaald. De vertalingen zijn genomen uit de Statenvertaling 1977 (www.debijbel.nl), omdat in deze vertaling nefesj en psyche één-op-één zijn vertaald en dus traceerbaar zijn. In andere Nederlandstalige bijbels is vaak de betekenis meegenomen in een minder letterlijke vertaling, waardoor nefesj en psyche niet meer te herleiden zijn.

Oude Testament

Meteen in Genesis 1 komt nefesj voor. Blijkbaar heeft deze term te maken met de schepping.

Drie keer komt nefesj voor in het eerste scheppingsverhaal

En God schiep de grote walvissen,

en alle levende wriemelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrachten, naar haar aard;

en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard.

En God zag, dat het goed was.

(Genesis 1:21)

God zeide:

De aarde brenge levende zielen voort,

naar haar aard, vee, en kruipend,

en wild gedierte der aarde, naar zijn aard!

En het was alzo.

(Genesis 1:24)

Maar aan al het gedierte der aarde,

en aan al het gevogelte des hemels,

en aan al het kruipende gedierte op de aarde,

waarin een levende ziel is,

heb Ik al het groene kruid tot spijs gegeven.

(Genesis 1:30)

Het zijn drie vindplaatsen waarin ziel gekoppeld wordt aan de fauna. De flora wordt ook geschapen, maar wordt niet in verband gebracht met nefesj.

In het tweede scheppingsverhaal komt de ziel zowel voor in relatie tot de fauna als tot de mens.

De eerste vindplaats brengt de ziel in verband met een actie door JHWH, die de mens de levensadem in de neus blaast, waardoor de mens een levende ziel wordt.

En JHWH God had de mens geformeerd uit het stof der aarde,

en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens;

alzo werd de mens tot een levende ziel.

(Genesis 2:7)

Daarna wordt nefesj in verband gebracht met dieren:

Want toen JHWH God uit de aarde al het gedierte des velds,

en al het gevogelte des hemels gemaakt had,

zo bracht Hij die tot Adam,

om te zien, hoe hij ze noemen zou;

en zoals Adam alle levende ziel noemen zou,

dat zou zijn naam zijn.

(Genesis 2:19)

In de scheppingsverhalen heeft ziel te maken met het wezen van levende organismen die ademen, zuurstof gebruiken - in tegenstelling tot planten, die zuurstof produceren.

In Deuteronomium wordt ziel gebruikt in de context van de relatie met God. De nefesj wordt onderscheiden van het hart en de kracht.

Maar ten slotte zult u JHWH, uw god, weer zoeken,

en hem ook vinden,

als u hem tenminste met hart en ziel zoekt.

(Dtr 4:29)

Zo zult gij JHWH, uw god, liefhebben,

met uw ganse hart,

en met uw ganse ziel,

en met al uw vermogen.

(Dtr 6:5)

Nu dan, Israël! wat eist JHWH, uw god, van u

dan JHWH, uw god, te vrezen

in al Zijn wegen te wandelen,

en Hem lief te hebben,

en JHWH, uw god, te dienen,

met uw ganse hart en met uw ganse ziel;

(Dtr 10:12)

In Ezechiël 37, waar verteld wordt over de dorre doodsbeenderen die tot leven worden gewekt, is geen sprake van nefesj. De tot leven gewekte doden krijgen ruach, geest, over zich. Heeft de nefesj, de ziel, hen nooit verlaten en hoeft deze daarom niet opnieuw ingeblazen te worden?

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament is ziel (psyche) eigen aan mensen en aan God, en zij speelt een rol in de (liefdes)relatie. De Vader spreekt zich uit over de Zoon bij diens doop in de Jordaan.

Ziet, Mijn Knecht,

Die Ik verkoren heb, Mijn Beminde,

in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;

Ik zal Mijn Geest op Hem leggen,

en Hij zal het oordeel de heidenen verkondigen.

(Matteus 12:18)

Maria bezingt hoe haar ziel God groot maakt als zij in verwachting is,

En Maria zeide:

Mijn ziel maakt groot de Heere

(Lucas 21:46)

En Jezus zegt het als hij bevraagd wordt op wat het belangrijkste is om te doen:

En Hem lief te hebben

uit geheel het hart,

en uit geheel het verstand,

en uit geheel de ziel,

en uit geheel de kracht,

en de naaste lief te hebben als zichzelf,

is meer dan al de brandoffers en de slachtoffers.

(Marcus 12:33)

Heb de Heer, uw God, lief

met heel uw hart

en met heel uw ziel

en met heel uw verstand.

(Matteus 22:37)

'Heb de Heer, uw god, lief

met heel uw hart

en met heel uw ziel

en met heel uw kracht

en met heel uw verstand,

en uw naaste als uzelf

(Lucas 10:27

De synoptici hebben dus elk de vermelding van ziel na hart en voor kracht / verstand. De psyche is in deze uitspraak een apart element.

De ziel is het deel van de mens dat leeft na de dood (wat correspondeert met de observatie rond Ezechiël 37):

Want wat baat het een mens,

zo hij de gehele wereld gewint,

en lijdt schade aan zijn ziel?

Of wat zal een mens geven,

tot lossing van zijn ziel?

(Matteus 16:26)

En vreest niet voor hen, die het lichaam doden,

en de ziel niet kunnen doden;

maar vreest veel meer Hem,

Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel

(Matteus 10:28)

Ziel

Binnen de reikwijdte van dit kleine onderzoek is te concluderen dat 'ziel' zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament te maken heeft met het wezen van de mens, dat niet sterft als het lichaam ophoudt met ademen. De ziel maakt een mens tot een schepsel met adem, die in relatie kan staan tot zijn schepper. De ziel maakt een mens tot een wezen dat in staat is zijn schepper lief te hebben.

Theologische reflectie over ziel en menselijke geest

Het voert te ver om een totaaloverzicht te geven van wat er systematisch theologisch is bedacht over de ziel. Daarom beperken we ons hier tot het boekje van N. Ormerod (Ormerod, 2007) dat redelijk actueel en courant is. Het helpt om iets van de diepte (hier: hoogte) van het begrip ziel onder woorden te krijgen.

Het eerste dat opvalt als we kijken wat Ormerod over ziel zegt is dat het voor blijkt te komen in twee verschillende vertogen, namelijk dat van de scheppingstheologie en dat van de eschatologie. In het eerste vertoog gaat het om de vraag naar wie of wat de mens is. In eschatologie heeft ziel betrekking op de vraag naar eeuwig leven. Dat tweede vertoog geeft gemakkelijker aanleiding om te vervallen in een lichaam-ziel dualisme.

Bij het eerste vertoog, dat van de scheppingstheologie, moeten we ons realiseren dat ziel in de theologie niet vanzelf de hoogste vorm van integratie aanduidt. Zo wordt in de klassieke (thomistische) theologie ook over vegetatieve (planten) en animale (dieren) ziel gesproken. Vandaar dat bij Ormerod de nadruk niet op ziel ligt maar op menselijke geest (human spirit): wat we de spirituele dimensie zouden kunnen noemen en met Ormerod kunnen definiëren als de eigenschap van mensen om te vragen naar betekenis, waarheid en waarde (zin).

Volgens Neil Ormerod, voortbouwend op het werk van theologen als Robert Doran, Karl Rahner en Thomas van Aquino, verwijzen begrippen als 'ziel' en 'geest' naar een niveau van integratie dat dat van onze biologische en psychologische constitutie overstijgt. De menselijke psyche is niet de hoogste vorm van integratie zoals Freud en anderen suggereren: naast de psychologische dimensie is er nog een hogere dimensie, een spirituele dimensie waarop de menselijke geest een zekere onafhankelijkheid van het materiële bereikt. Deze zekere onafhankelijkheid komt tot uitdrukking in de eigenschap van de mens om fundamentele vragen te stellen. Dit is fundamenteel: we kunnen de vraag zelf niet im Frage stellen. Maar aan de vraag vooraf gaat een verlangen zonder grenzen naar betekenis, naar waarheid en waarde. Ormerod definieert de menselijke geest als dat wat zoekt naar betekenis, waarheid en waarde.

Het is op dit hoogste niveau van integratie, de spirituele dimensie of de dimensie van zingeving of zin zoeken, dat theologen hun eigen bijdragen leveren aan de vraagstukken van de samenleving.

Theoloog met toekomst

Het begrip ziel zoals dat via hedendaagse taal weer nieuwe aandacht krijgt lijkt niet zomaar verbonden te kunnen worden met de werkvelden en de bronteksten. In hedendaagse reflecties keert ziel terug als woord dat duidt op diepgang, op volledig mens, als tegenover van louter zakelijkheid. In de bronteksten heeft ziel op onder meer betrekking op het leven na de dood. Voor de diepte van menszijn gebruikt een theoloog als Ormerod andere woorden dan het begrip ziel, te meer omdat ziel een dualisme oproept met lichaam (zoals in de aangehaalde Matteüsperikopen). Diepte wordt onder woorden gebracht met verwijzing naar een hogere vorm van integratie, een spirituele dimensie van menszijn, en op de aard van de mens om fundamentele vragen te stellen: zinvragen zo je wilt. Opvallend is dat ziel als begrip in geestelijke verzorging en onderwijs niet of nauwelijks functioneert. Alleen binnen het (kerkelijk) pastoraat komt het begrip ziel voor.

Wat zegt dit alles ons nu over de eigen bijdrage van de theoloog aan onderwijs, zorg en welzijn? De theoloog met toekomst is een professional die zorg en aandacht heeft voor de spirituele dimensie van de mens: de eigenschap van de mens om te vragen naar betekenis, waarheid en waarde. Een 'professional met diepgang', zoals het landelijk beroepsprofiel van de hbo-theoloog betitelde (Professional met Diepgang. Competenties voor de HBO-theoloog, 2011).

De theoloog met toekomst werkt binnen verschillende contexten: school, zorg en welzijn, en in toenemende mate buiten de klassieke contexten van parochie en christelijke gemeente. In welke context de theoloog met toekomst ook werkzaam zal zijn, zeker is dat deze gekenmerkt zal worden door religieuze en culturele diversiteit.

De theoloog met toekomst is daarom zowel een specialist op het gebied van zingeving als specialist op het gebied van religie(wetenschappen). De theoloog met toekomst is iemand die zich in een bepaalde traditie de vragen naar waarheid en zin eigen heeft gemaakt. Of zoals 'twittertheoloog' Alain Verheij het onlangs zei in een interview in Trouw: "Als je naar water wilt zoeken, kun je beter één bron diep uitgraven dan dat je meerderde bronnen ondiep uitgraaft." Hij verdiept zich liever heel erg goed in één traditie, dan in van alles een beetje. (Huttinga, 2016) De theoloog met toekomst moet met andere woorden 'theoloog' zijn. Dat kan christelijke theoloog, of islamitisch theoloog, maar ook humanistisch 'theoloog' zijn.

Anderzijds moet de theoloog met toekomst bekend zijn met de religieuze en culturele diversiteit die de contexten waarin hij werkzaam zal zijn in toenemende mate kenmerkt. De theoloog met toekomst is daarom behalve specialist op het gebied van zingeving en spiritualiteit, ook religiewetenschapper, met kennis van de verschillende religies en van het fenomeen religie.

Naarmate dat in toenemende mate contexten buiten de institutionele kerken zijn, moet de theoloog met toekomst de taal spreken van de context waarin hij gaat werken. Met enige voorzichtigheid kan het woord ziel de brug slaan tussen tradities en actualiteit. Belangrijker nog dan dat hij de taal spreekt van zijn context is dat hij in die taal zijn eigen bijdrage kan verwoorden. Alleen dan is hij in staat zich te positioneren in een complexe context waarin hij moet kunnen samenwerken met vertegenwoordigers van andere disciplines.

Literatuur

  • Anbeek, C., & Jong, A. d. (2013). De berg van de ziel. Persoonlijk essay over kwetsbaar leven (5e druk ed.).
  • Andriessen, H. (1992). De weg van het verlangen. Baarn.
  • Atlas van de Filosofie. (2005). Baarn.
  • Biesta, G. (2012). 'Wat is goed onderwijs? Over kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Opgeroepen op 09 21, 2016, van Nivos: http://nivoz.nl/artikelen/wat-is-goed-onderwijs-over-kwalificatie-socialisatie-en-subjectivering/
  • Biesta, G. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Uitgeverij Phronese.
  • Bijster, P. (2015, maart 7). De opkomst van de Vrijeschool: 'Velen zochten een school met visie' . De Volkskrant .
  • Blankestijn, S. (2012). Communiceren met ziel en zakelijkheid. Amsterdam.
  • Bregman, K. (2016). Contextueel pastoraat: een leerweg. Kerk en Theologie , 67, 161-172.
  • Coopmans, W., & Moors, M. (2016). De spirituele zorgverlener in Nederland. Tijdschrift Geestelijke verzorging , 19, 30-35.
  • Dijn, H. d. (1999). De herontdekking van de ziel. Voor een volwaardige kwaliteitszorg. Nijmegen.
  • Dubbink, J. (2011). Jeremia. In K. Spronk, & A. v. Wieringen, De Bijbel theologisch. Hoofdlijnen en thema's (pp. 91-102). Zoetermeer: Meinema.
  • Gärther, S. (2009). Zeit, Macht und Sprache, Pastoraltheologische Studien zu Grunddimensionen der Seelsorge. Freiburg.
  • Gärtner, S. (2016). Geestelijke verzorging als beroep. Tijdschrift Geestelijke verzorging , 19, 22-30.
  • Gispen, W. (1975-7). Ziel. In W. Gispen, W. v. Unnik, P. Visser, H. Ridderbos, & B. Oosterhof, Bijbelse Encyclopedie (p. 748). Kampen: Kok.
  • Gray, J. (2015). De ziel van de marionet. Een zoektocht naar de vrijheid van de mens. Amsterdam.
  • Groot, K. d., & e.a., . ( 2013 ). Zelf zorgen voor je ziel. De actualiteit van christelijk spirituele centra. Almere.
  • Holten, J. v. (2015). Verandert de rol van de predikant. Kerk en Theologie , 66, 360-368.
  • Huttinga, W. (2016, 10 24). Twittertheoloog oogst haat en vriendschap. Trouw .
  • Keizer, B. (2012). Waar blijft de ziel?
  • Leer, N. v. (2014). Geestelijk verzorger en specialist zingeving. Tijdschrift Geestelijke verzorging , 17, 21-23.
  • Marijnissen, L. (2010). Vanuit het binnenste van de ziel, Christelijke mystiek, contemplatie en zenmeditatie. Heeswijk.
  • Nissen, P. (2016, sept). Bezieling en verbinding. Over zingeving, kerk en pastoraat. Ouderlingenblad 94 , pp. 14-18.
  • Oegema, J. (2016, augustus 27). Mijn ziel heeft nood. Trouw Letter en Geest , pp. 16-19 .
  • Ormerod, N. (2007). Creation, Grace, and Redemtion. Maryknoll, New York: Orbis Books.
  • Palmer, P. J. (2005). Leraar met hart en ziel. Over persoonlijke en professionele groei. Groningen.
  • (2011). Professional met Diepgang. Competenties voor de HBO-theoloog. Landelijk opleidingsoverleg.
  • Riessen, R. v. (2013). De ziel opnieuw. Over innerlijkheid, inspiratie en onderwijs. Amsterdam.
  • Rijksen, H. (1999). De ziel van het werk. Aandacht voor levensvragen van cliënten van Sociaal Pedagogische diensten. Tilburg.
  • Roest, H. d. (2015). De ziel van de voorganger revisited. Handelingen , 42, 39-45.
  • Schuyt, L. (2009). Met ziel en zakelijkheid. Paradoxen in leiderschap (Herziene druk ed.).
  • Suurmond, J. (2013). Bestaat u? Over aandacht, gebed en de ziel. Zoetermeer.
  • Vereniging Vrijescholen. (2015). Wat maakt de Vrije School uniek, identiteitsdocument. Opgeroepen op september 21, 2016, van http://www.vrijescholen.nl/wp-content/uploads/2015/03/Wat-maakt-de-vrijeschool-uniek-2015.pdf
  • Visser, G. (2010). Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel (2e druk ed.). Amsterdam.
  • Vroon, P. (1995). De ziel te lijf. Baarn.
  • Westerman, C. (1984). Nefes - Seele. In C. W. E. Jenni, Theologisches Handwoerternbuch zum Alten Testament. Band II (Vol. II, pp. 71-95). Muenchen/Zuerich: Chri. Kaiser Verlag / Theologischer Verlag.
  • Wiman, C. (2016). Mijn heldere afgrond. Barneveld.
  • Zegveld, André, Worden wat GOD is. Mensen op het spoor van God brengen, Tielt 2009


Hans Jonker, Eric Luijten, Mirte Martinus en Willien van Wieringen

Hans Jonker is Praktische theoloog, eigenaar Joda-advisring, vml. predikant PKN, oud-docent FHTL. Hans is voorzitter van de kenniskring van FHTL.

Eric Luijten is adjunct directeur van Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing en docent systematische theologie

Mirte Martinus is docent religiewetenschap op Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing en daarnaast werkzaam in het middelbaar onderwijs.

Willen van Wieringen is naast docent op Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing communicatiemedewerker bisdom Rotterdam.